Huygens ING VOC - Kenniscentrum




VOC - Kenniscentrum

Home
Oprichting, organisatie en ondergang van de VOC
Kamers van de VOC
Schepen van de VOC
De VOC Overzee
Belangrijkste gewesten overzee
Belangrijkste handelsproducten
Detailkaarten
Thema's
Literatuur
Adressen
geen e-mail meer

 
Huygens ING
Amsterdam
Belangrijkste handelsproducten

Zijde

Haspelmachine van Pouchon, 1775

Haspelmachine van Pouchon, 1775,
anonieme tekening, Algemeen Rijksarchief

Zijde bestaat dankzij de zijderups. Dit beestje voedt zich uitsluitend met de bladeren van de moerbeiboom. In het proces van transformatie tot vlinder spint de rups een cocon van door hemzelf afgescheiden zeer dunne draden en lijm. Zodra de cocon gereed is maar vóór de vlinder zich ontpopt, komt de mens tussenbeide door de rups te doden. Vervolgens wordt de lijm licht gesmolten en de draad afgewikkeld. Verscheidene van deze draden worden tot zijdegaren gewonden. Het gaat hier om een zeer secuur karwei, omdat de draadjes snel kunnen breken. De kwaliteit van het zijdegaren, ook wel ruwe zijde genoemd, wordt bepaald door de weersomstandigheden. Hete, vochtige lucht resulteert in een slechte kwaliteit; droge, minder warme lucht staat garant voor goede zijde. Zijdegaren wordt gebruikt voor luxe-kleding. Onder de natuurlijke grondstoffen voor kleding is het altijd duurder geweest dan katoen of wol.

In de tijd van de VOC werd zijdegaren zowel in Europa als in Azië geproduceerd. Onder meer door de kortere aanvoerlijnen was het voor de VOC in Europa moeilijk om te concurreren met het Franse en het Italiaanse product. Vandaar dat zijde in de eerste plaats een product voor de Aziatische markt was. De belangrijkste zijdeproducerende gebieden daar waren China, Perzië (kaart) en Bengalen (kaart). De Chinese zijde was de beste en daarmee ook de duurste. Het keizerrijk was in de 17e eeuw echter moeilijk toegankelijk voor Europese handelaren. Om die reden richtte de VOC zich met name op de zijdeproductie in Bengalen. Zijde uit Perzië was in Azië minder gewild, maar de aangezien de Perzische overheid er op stond dat de VOC ook wat van dit product uitvoerde, verscheepte zij jaarlijks een hoeveelheid naar de Republiek. In Bengalen werd het garen van boeren rond Kasimbazar ingekocht. In VOC-kringen was men altijd bezorgd over de kwaliteit. Om die te verbeteren heeft men enige malen geprobeerd producenten aan zich te binden en daardoor hogere eisen aan het product te stellen. De Bengaalse zijde vond tot 1680 gretig aftrek in Japan. Na het verval van de Japanse markt diende de Republiek zelf zich enige tijd als afzetgebied aan, totdat in het begin van de 18e eeuw de Nederlandse zijdenijverheid zelf in de problemen raakte door concurrentie elders uit Europa.

De VOC verscheepte in de 17e eeuw jaarlijks nog geen 0,1 miljoen pond ruwe zijde uit Perzië naar de Republiek. Deze werd voor gemiddeld 5 gulden per pond ingekocht en in Amsterdam voor ongeveer hetzelfde bedrag verkocht. De handel was dus weinig winstgevend. Met Bengaalse zijde ging het lange tijd wat beter. Die werd daar voor ongeveer 4 gulden ingekocht. Tot omstreeks 1680 sleet de VOC jaarlijks bijna 0,2 miljoen pond Bengaalse zijde in Japan, voor 7 tot 12 gulden per pond, en daarna, tot omstreeks 1720, eenzelfde hoeveelheid, voor 6 tot 7 gulden in de Republiek. In de tweede helft van de 18e eeuw was er van de zijdehandel van de VOC in Azië amper meer iets over. In Europa werd toen nog niet eens 0,1 miljoen pond verkocht.

Top