![]() |
![]() |
![]() |
|
![]() |
|||
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() Amsterdam |
![]() Malakka
Malakka werd door de VOC in 1641, na enige jaren van blokkades, op de Portugezen veroverd. De stad was strategisch gelegen op de zuidwestkust van het Maleise schiereiland aan de Straat Malakka, de belangrijkste zeeweg tussen het Midden Oosten en India enerzijds en China en Japan anderzijds (kaart). In de 14e eeuw was het onder een sultansbestuur één van de grootste stapelmarkten van Azië geworden. In 1511 was Malakka stormenderhand door de Portugezen ingenomen. De sultansfamilie vluchtte en stichtte in het zuidelijker op het schiereiland gelegen Johore een nieuw vorstendom. De relaties tussen de VOC en de vorsten van Johore waren vanwege hun gezamenlijke anti-Portugese belang aanvankelijk goed. Gaandeweg werd de relatie gecompliceerder, omdat VOC Malakka en Johore feitelijk elkaars concurrenten waren als het ging om de beheersing van de Straat Malakka. ![]() De VOC trachtte na de verovering Malakka weer tot een centrum voor de internationale handel te maken. Europese en Aziatische koopvaarders zouden zich er kunnen bevoorraden of handeldrijven. Zodoende hoopte men inkomsten te verwerven uit het heffen van in- en uitvoerrechten en ankergelden. Dit beleid werd door de VOC echter niet consequent doorgevoerd, omdat Malakka nu ook weer niet zover mocht groeien, dat zij als stapelmarkt Batavia naar de kroon zou steken. Een andere reden waarom Malakka niet meer in haar oude glorie werd hersteld, was dat de koopvaarders op meer plaatsen hun anker konden laten vallen, bijvoorbeeld in Johore. Om Malakka voor zichzelf economisch aantrekkelijk te houden, streefde de Compagnie er ook een monopolie op de tinhandel na. Hiertoe werden met Johore en een aantal andere vorstendommen exclusieve leverantiecontracten afgesloten, waarbij de VOC al het tin tegen een vaste prijs afnam. Door ontduiking van de contracten door de producenten kwam er evenwel weinig van het monopoliestreven van de VOC terecht. In de loop van de 18e eeuw werd het zuidelijk van het gewest Malakka, op de oostkust van Sumatra gelegen, Palembang voor de VOC de belangrijkste tinleverancier. ![]() Aan het einde van de 17e eeuw vestigden zich grote groepen Buginezen, afkomstig uit Zuid-Celebes, in het gebied van Johore. Deze Buginezen waren feitelijk op de vlucht voor de VOC en haar bondenoot aldaar, de vorst van Bone. Zij kregen, mede door dynastieke twisten in Johore zelf, steeds grotere invloed rond de Straat Malakka. De Nederlandse positie stond al spoedig op het spel. Tot tweemaal toe vielen de Buginezen Malakka aan. In 1784 brak de VOC de Buginese tegenstand echter met behulp van een speciaal uit de Republiek gezonden marine-eskader. Tegen die tijd was er een nieuwe factor om rekening mee te houden in de Straat Malakka verschenen, namelijk die van de op China varende Engelse kooplieden uit India. Het gevolg daarvan was dat de Engelse East India Company in 1788 op het eiland Penang een concurrerende vestiging stichtte: Georgetown. ![]()
|
||
![]() |
|||
![]() |
![]() |