![]() |
![]() |
![]() |
|
![]() |
|||
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() Amsterdam |
![]() Java's Noordoostkust
Het gewest Java's Noordoostkust (kaart) dankt haar ontstaan aan de interventie van de VOC in het rijk van Mataram in 1677. Mataram had in de eerste helft van de 17e eeuw geheel Midden- en Oost-Java, inclusief Madura, en een deel van West-Java onderworpen. De politieke en handelsrelaties met Mataram, waarvan de vorst de titel van susuhunan droeg, waren in die tijd over het algemeen moeizaam. Wel ontwikkelde de noordkust van Java zich in de loop van de tijd tot de belangrijkste leverancier van rijst voor de bevolking van Batavia. Rond 1675 werd de susuhunan geconfronteerd met een grote opstand in zijn rijk. Om zijn dynastie te redden, riep hij de hulp in van de VOC, die schoorvoetend aan de oproep voldeed. De opstandelingen werden verslagen en de VOC ontving in ruil voor haar militaire inspanningen een financiële vergoeding, de havenstad Semarang en het monopolie op de import van Indiase textiel en opium. ![]() Tot het midden van de 18e eeuw zouden zich in het rijk van Mataram nog regelmatig allerlei dynastieke twisten voordoen, waarbij de VOC als belanghebbende betrokken was. Bij elke gelegenheid kreeg zij extra concessies. Zo verwierf de VOC in 1705 het gezag over de Mataramse vazallen in West-Java, die in het aparte gewest Cheribon werden ondergebracht, en een vergoeding van haar militaire kosten in de vorm van jaarlijkse leveranties in rijst. In 1743 kreeg de VOC, na een vergeefse poging van de susuhunan zich uit de greep van de VOC te bevrijden, de gehele noordelijke kuststrook in handen. In 1749 bekende dezelfde susuhunan op zijn sterfbed, bevreesd dat zijn tegenstanders de macht zouden overnemen, een vazal van de VOC te zijn. In de oorlog die vervolgens over de erfenis van de susuhunan uitbrak, stelde de VOC haar gezag over Java's Noordoostkust veilig en viel het tot de binnenlanden gereduceerde rijk van Mataram uiteen in twee vorstendommen: Surakarta en Jogjakarta. ![]() Java's Noordoostkust werd bestuurd vanuit Semarang; de tweede belangrijke stad in dit gewest was Surabaja. De VOC had verder diverse middelgrote forten langs de kust. De inheemse bevolking werd bestuurd door haar eigen Javaanse hoofden, de zogenaamde regenten. Zoals gezegd had de VOC in dit gewest het monopolie op de import van Indiase textiel, in het bijzonder gedecoreerde kleden waren hier populair, en van opium. Verder waren het voornamelijk bulkgoederen die door de VOC werden uitgevoerd, met name rijst, zout, balken, planken en ander timmerhout tot complete schepen toe, die dienden voor patrouilledoeleinden en lokaal vervoer in Azië. Zowel voor de VOC in het algemeen als voor de bevolking van Batavia werd Java's Noordoostkust een ware 'graan- en houtschuur'. ![]()
|
||
![]() |
|||
![]() |
![]() |